Hugo van Schaik (1872-1946)

Hugo Willem Carel (Hugo) van Schaïk had evenals zijn vier jaar jongere broer Willem Henri al jong belangstelling voor tekenen en schilderen. Hun vader nam dit voor kennisgeving aan en bestemde zijn beide zonen tot het beroep van timmerman, dat hij zelf ook uitoefende. Na de lagere school kwamen de broers dan ook in het vak en konden ze hun liefhebberij slechts in hun vrije tijd bedrijven. Een toevallig contact met de in hun dorp logerende kunstschilder Christoffel Bisschop, die o.a. leermeester van Stortenbeker was geweest, leidde ertoe dan de broers een opleiding gingen volgen aan de Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Contacten met Jozef Israëls en Paul Gabriël, die ze daar via Bisschop leerden kennen, droegen verder bij aan hun vorming.
 
In 1922 vestigde hij zich in Meppel, waar hij op meerdere adressen woonde. Vanaf 1931 huurt hij een schuur op een perceel grond aan het Zuideinde van bloemist Schoenmaker, om als atelier te gebruiken. Later gaat hij hier ook wonen.
 
Behalve schilder was hij ook lid van de Sociëteit Tivoli en speelde jarenlang in de Meppeler Operette Vereniging en ook bij de toneelvereniging was hij betrokken als decorbouwer en -schilder. Vastigheid om in het levensonderhoud te voorzien was dit natuurlijk niet. Vanwege de geregelde financiële problemen “betaalde” Van Schaik zijn rekeningen nogal eens met één van zijn werkjes.